Een Jezuïet
De nieuwe paus is een Jezuïet. Ja die ken ik natuurlijk. Ik heb vijf jaar doorgebracht op een jezuïetenschool. Gouden kop en een gouden kont, zeiden ze van deze paters. Meestal uit een goed huis en gestudeerd. Zij hebben dus naast hun priesteropleiding een gewone universitaire studie gevolgd om onderwijs te kunnen geven. Duits, wiskunde, aardrijkskunde, gymnastiek dat waren zo de opleidingen van de paters die mij lesgaven. Dus ook sportpaters.
In plaats van godsdienstles kregen we polemeologie. De leer van de vrede. Eerder vertelde pater Zwetsloot (Duits) ons al dat de maagdelijkheid van Maria technisch helemaal niet kon. Dat vonden niet alle ouders leuk. Wij wel natuurlijk. De Jezuïeten hadden lak aan de Nederlandse kerk en de bisschoppen en kardinalen. Zij hadden hun eigen generaal.
Ik ga ze niet ophemelen hoor de jezuïeten. Zo leuk was het nu ook weer niet op het Aloysiuscollege. Alleen maar jongens, wel duizend tegelijk. Pater Zaad - nomen est omen - was de pater van de jongensliefde. Hij keek graag naar de pielemuis. Gelukkig had ik geen les van hem. We zongen altijd op de wijze van sinterklaas: de zak van pater Zaad, pater Zaad.
Ik kijk niet graag terug op dit jezuïetencollege. De sport vond ik er beslist wel leuk. Maar voor de rest heb ik eigenlijk alleen de eerste twee jaar van mijn opleiding leuk gevonden. De oudere leerlingen hadden nog jasjes aan. Ik vond dat ze stonken naar zweet. Elk uur verkasten alle leerlingen naar een ander klaslokaal. Wat een gedoe. Er waren speciale regels voor het trappenhuis, trappen die naar boven gingen en ander naar beneden. Toen ik de eerste schooldag tegen de stroom in naar boven ging, greep een van de paters me bij de keel. Waar was ik nou beland?
Tegenwoordig is het een gemengde lekenschool. Het patershuis is school geworden, de paters zijn er niet meer. Het is nu een zwarte school. De directrice liet speciaal busjes rijden om de moslimkinderen uit de oude wijken naar school te halen en weer naar huis te rijden. In de jaren 90 streden de katholieke scholen in Den Haag om de moslimkinderen. Dat was geen bekeringsdwang, maar overlevingsdrang. Dat is prima zo, hoewel er ook een instituut verloren is gegaan.
In plaats van godsdienstles kregen we polemeologie. De leer van de vrede. Eerder vertelde pater Zwetsloot (Duits) ons al dat de maagdelijkheid van Maria technisch helemaal niet kon. Dat vonden niet alle ouders leuk. Wij wel natuurlijk. De Jezuïeten hadden lak aan de Nederlandse kerk en de bisschoppen en kardinalen. Zij hadden hun eigen generaal.
Ik ga ze niet ophemelen hoor de jezuïeten. Zo leuk was het nu ook weer niet op het Aloysiuscollege. Alleen maar jongens, wel duizend tegelijk. Pater Zaad - nomen est omen - was de pater van de jongensliefde. Hij keek graag naar de pielemuis. Gelukkig had ik geen les van hem. We zongen altijd op de wijze van sinterklaas: de zak van pater Zaad, pater Zaad.
Ik kijk niet graag terug op dit jezuïetencollege. De sport vond ik er beslist wel leuk. Maar voor de rest heb ik eigenlijk alleen de eerste twee jaar van mijn opleiding leuk gevonden. De oudere leerlingen hadden nog jasjes aan. Ik vond dat ze stonken naar zweet. Elk uur verkasten alle leerlingen naar een ander klaslokaal. Wat een gedoe. Er waren speciale regels voor het trappenhuis, trappen die naar boven gingen en ander naar beneden. Toen ik de eerste schooldag tegen de stroom in naar boven ging, greep een van de paters me bij de keel. Waar was ik nou beland?
Tegenwoordig is het een gemengde lekenschool. Het patershuis is school geworden, de paters zijn er niet meer. Het is nu een zwarte school. De directrice liet speciaal busjes rijden om de moslimkinderen uit de oude wijken naar school te halen en weer naar huis te rijden. In de jaren 90 streden de katholieke scholen in Den Haag om de moslimkinderen. Dat was geen bekeringsdwang, maar overlevingsdrang. Dat is prima zo, hoewel er ook een instituut verloren is gegaan.
<< Homepage